Rob Hoogland en Arthur van Amerongen bloggen over Vaderdag. Deel 3
Rob Hoogland en Arthur van Amerongen bloggen – in de traditie van Het Grote Foute Jongens Boek – over Vaderdag. Vandaag deel 3.
Vaderdag. Deel 3. Vader des Vaderlands
Rob: Bij onze overpeinzingen aangaande Vaderdag, zoals vastgelegd in dit blog, kan ik niet voorbijgaan aan de grote promotor van Het Grote Foute Jongens Boek, te weten onze geliefde minister-president. Hoe zal de Vader des Vaderlands zijn Vaderdag beleven? In grote eenzaamheid misschien? Op 21-jarige leeftijd reeds moest hij afscheid nemen van zijn eigen vader Izaäk Rutte, ooit directeur van een handelsonderneming in ons Nederlands-Indië, waar Izaäk zijn eerste vrouw in het jappenkamp verloor (Mark was de jongste zoon uit zijn tweede huwelijk). Bovendien is het vaderschap de premier zelf nooit gegeven.
Maar wat niet is kan nog komen!
Bloeit daar iets op tussen Mark Rutte en Marieke Elsinga? las ik onlangs bijvoorbeeld op de website van mijn lijfblad Linda. Eerst werd de minister-president geciteerd: ‘Zoals mijn leven nu is, geniet ik, maar ik blijf me wel openstellen voor spontane gebeurtenissen.’ Vervolgens liet interviewster Marieke Elsinga de premier weten dat zij een relatie met hem wel zag zitten. In 2018 zou zij best samen met hem een kind willen hebben, verklapte zij. Waarna de heer Rutte haar vraag of luiers verschonen en het ambt van minister-president uitoefenen wel kan worden gecombineerd beantwoordde met: ‘Natuurlijk. Dat is een kwestie van goede planning. Ik zie bij vrienden dat het spitsuur is. Dus het wordt wel aanpoten, met die kleine Mark van ons en die drukke banen, maar dat regelen we.’
Ik voorspel u, mijnheer Van Amerongen: vanaf 2019 is het voor Mark Rutte óók Vaderdag.
Ik smeek u ook iets: geen homogerelateerde grapjes nu, s.v.p.
Ik ken mijn pappenheimers.
Voor mij kan hij niet meer kapot, onze Mark Rutte. Het voorwoord dat hij voor ons boek schreef, was uniek. Ik citeer het integraal: ‘Een Volkskrant- en een Telegraaf-columnist die samen een boek schrijven, dat is net zoiets als een Ajax- en een Feyenoord-supporter die samen een feestje geven, of de PvdA en de VVD die samen een kabinet vormen. Dat kan dus prima. Bovendien is er iets speciaals dat Arthur van Amerongen en Rob Hoogland bindt, want zij zijn naar eigen zeggen allebei foute jongens. Verder is het mij een raadsel waar dit boek over gaat. Maar we kunnen natuurlijk altijd leren van andermans fouten, dus vandaar dat ik graag zeg: lees dit boek!”
Uniek!
Net als de ontmoeting in het Torentje, waar de minister-president ons had uitgenodigd om het eerste exemplaar van Het Grote Foute Jongens Boek in ontvangst te nemen. Nog steeds wellen tranen in mij op als ik aan die onvergetelijke bijeenkomst terugdenk. Al moet ik toegeven dat ik ’m ook zat te knijpen als een ouwe dief. U behoorde immers eveneens tot het gezelschap. Dat kon helaas niet anders. En om nu te zeggen dat u erom bekendstaat dat u zich altijd en overal aan het protocol houdt… nee. Maar het ging goed. Ook u bleek ontvankelijk voor zijn charme. Met andere woorden: zelfs voor u is er nog hoop, mijnheer Van Amerongen!
Arthur: Goed, jij denkt nu dat ik met een lekker geil verhaal kom over de vermeende homofiliteit van mijn vriend Mark, maar die vlieger gaat mooi niet op. Je gaat nu een hele andere Tuur zien, meneertje Hoogland. Een gevoelige Tuur die zijn lezeressen van le troisième âge et le quatrième âge in tranen laat uitbarsten omdat hij hun gevoelige verroeste snaar bespeelt gelijk koning David zijn harp en de pielemuis van zijn ‘wapenbroeder’ Jonathan.
Je weet dus dat Vaderdag bij ons niet gevierd werd, evenmin als Moederdag trouwens, want mama vond het allemaal maar poppenkast. Op mijn zesde heb ik nog wel een asbak van klei voor mijn vader gemaakt, met glazuur en de inscriptie Voor de liefste papa van de wereld, maar het bleef bij deze eenmalige oprisping. Onze ouwe was blij met de asbak, want hij rookte als een ketter, bij voorkeur bolknakken, die hij opstak in de wc. Dit tot grote tevredenheid van het hele gezin, want hij kon ruften als een oordeel hetgeen vermoedelijk ook te maken had met mijn moeders kookkunsten.
De asbak stond lange tijd op de plee, bovenop een stapel Donald Ducks. Stripverhalen en sigaren vormden de enige ondeugd van mijn vader. Hij dronk geen druppel, sloeg mij nooit en als we met z’n tweetjes naar de pier van Scheveningen gingen tijdens mama’s verblijf in het dolhuis, kreeg ik tien gulden en liet hij mij aanrommelen bij de speelautomaten. Ik heb mijn vader nooit in badkleding gezien. Zelfs tijdens de vakanties in Zoutelande droeg hij een driedelig kostuum, weer of geen weer. Heel soms stroopte hij met lichte maar waardige tegenzin zijn broekspijpen op en liep hij een stukje met mij door de branding. Dan monkelde hij plotseling, met die eeuwige sigaar in zijn mond: ‘Kijk Tuurtje, dat zijn cumuluswolken, morgen regen, we treffen het maar weer met het weer.’
Hij gruwde van sport, had belangstelling voor schaken en dammen en zijn hobby’s waren paddenstoelen plukken en lezen. Zijn uitgebreide bibliotheek was onderverdeeld in drie themata: de holocaust, kanker en het weer.
Tussen mijn vader en mij ging het mis ergens in de puberteit. Mijn moeder zat in een inrichting, mijn jongere broertje Gerard ging dood aan kanker, in weerwil van mijn vaders vele naslagwerken op dit gebied. Het leger gezinsverzorgsters dat bij ons over de vloer kwam, kon niet voorkomen dat ik ontspoorde. Dat leverde later leuke verhalen op over masturbatie, drank en drugs, maar mijn vader schaamde zich dood voor mij. Hij heeft tot zijn dood vrijwel niets van mij gelezen. Mijn moeder daarentegen hield een archief bij van mijn schrijfsels en deed daar vol trots verslag van aan de vrouw van de bakker. Ik zat vaak in het buitenland en als ik dan naar huis belde, nam pa weleens op. ‘Hoe is het weer in Afghanistan, juist ja, nou hier is mama hoor.’
Vaders vallen, maar zonen ook en de waarheid van onze verwijdering ligt ergens in het midden. Vrij kort na de dood van mijn moeder stierf mijn vader. Het was hartje zomer en pa had zijn vertrouwde bolknak opgestoken in de tuin van mijn zus. Een paar weken later was het gebeurd: artsen vonden een gezwel als een voetbal in zijn buik. Hij blies zijn doorrookte laatste adem uit in mijn armen.
Daar heb je niet van terug, hè, Hoogland!