Rob Hoogland en Arthur van Amerongen bloggen over Vaderdag. Deel 4
Rob Hoogland en Arthur van Amerongen bloggen – in de traditie van Het Grote Foute Jongens Boek – over Vaderdag. Vandaag deel 4.
Vaderdag. Deel 4. Proost, vader!
Rob: Uw herinneringen aan uw vader in het voorafgaande deel van dit Vaderdag-blog deden mij zachtjes snikken, mijnheer Van Amerongen. Ik kende u slechts als een hondsbrutale, niets en niemand ontziende, empathieloze kwapoets, die er zelfs niet voor terugdeinsde om te scoren over de rug van een onschuldig, twaalfjarig prinsesje. Nu bleek mij ineens dat er een hart in dat malle kippenborstje van u klopt. Dat was even wennen.
Er is zelfs sprake van een parallel tussen ons: ik was eveneens aanwezig bij het overlijden van mijn vader, die 88 jaar mocht worden. Met hem ging op die zondagmiddag in Bergen, op 29 mei 2005, een unieke, vrolijke levensgenieter heen. Hij was accountant en belastingconsulent en in alles het tegenovergestelde van het clichébeeld van mannen met dat beroep. Ik vroeg mijn moeder ooit waarom ze met hem was getrouwd. ‘Je kon zo met hem lachen,’ antwoordde ze.
Mijn vader had humor, hield van jennen, dronk graag een glas en baadde zich op hogere leeftijd in de luxe die hij in zijn jeugdjaren – hij was zoon van een visboer – ontbeerde. Regelmatig genoot hij dan samen met mijn moeder, die uit een rood nest kwam en in haar jeugd slechts armoede had gekend, van lange weekends in hotels als het Kurhaus in Scheveningen. Mede dankzij verstandige beleggingen, bijvoorbeeld in de scheepvaart, had hij goed geboerd nadat hij op vijftigjarige leeftijd eindelijk voor zichzelf was begonnen. En dus nam hij het ervan. Hij kon ook goed schrijven, mijn oude heer, in een prachtig, piepklein handschrift. Al zijn kinderen kunnen het ook. Het zal wel in de genen zitten.
Komende zaterdag, in het weekend van Vaderdag dus, komen zijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen in Strandpaviljoen de Uitkijk in Egmond aan Zee bijeen om zijn honderdste geboortedag te vieren. Op het menu staat tong, de vis die hij zelf altijd op die plek bestelde. Meerdere malen zullen wij daar het glas heffen op Jacob Hoogland, de vader aller vaderen, de man ook die in feite mede aan de basis staat van Het Grote Foute Jongens Boek: hij was degene die mij in 1971 aanmoedigde om te solliciteren naar de functie van leerling-sportjournalist bij het Noordhollands Dagblad te Hoorn. Zonder hem was ik waarschijnlijk een talentloze, misschien zelfs wel op D66 stemmende werktekenaar gebleven, mijnheer Van Amerongen. En was ik dus nooit gaan schrijven. Ik zal de voorzet zelf inkoppen: dat was wellicht een zegen voor het land geweest, maar dat het anders liep, heeft mijzelf geen seconde berouwd.
Proost, vader!
Arthur: Nou ouwe, nu zit ik hier te snotteren als een oud wijf, met een teiltje tussen mijn versleten beentjes, die ondertussen meer spatader dan vlees zijn. Dweilen met de kraan open dus, hier in de Algarve, en het lijkt wel of ik weer veertien ben en op maandagavond naar Candlelight luister, met die bronstige stem van Jan van Veen. Ik stuurde altijd gedichten op, waarin ik met zelfmoord dreigde, omdat Janneke, Pita en Geertje me weer eens hadden gedumpt. Dan lag ik te schreien in mijn jongensledikant, als ik naar mijn eigen poesie luisterde. Ik meen dat ik toen al masturbeerde hoor, maar er was nog geen internet. Vermoedelijk stal ik toen De Lach bij de kapper, al stond daar amper bloot in. Ik meen dat ik toentertijd al opgewonden raakte van ondeugende cartoons met blote juffrouwen, dus wat dat betreft…
Die drie puntjes, nietwaar, dat heet beletselteken. Jij zegt altijd dat ik die drie puntjes gejat heb van Louis-Ferdinand Céline, maar dat is lariekoek. Check dan!
De mooiste vorm van onanie is trouwens wanneer ik intensief verdrietig ben en dat ik dan met rode ogen voor de spiegel ga staan, vol zelfbeklag, en dat ik dan lekker in de wasbak fap op de aangekoekte tandpasta.
Dat moet je vaker doen, oom Rob: gevoelig schrijven. Als je zo doorgaat, mag je volgend jaar op Oerol optreden, samen met die juffrouw met die flaporen, Cornald Maas, zeg maar de beste vriend van Jantje Smit.
Is er trouwens een Schoonvaderdag? Schoonvaders mogen ook weleens in het zonnetje worden gezet, hun rol is vreselijk onderbelicht. Ik heb er heel wat versleten de afgelopen veertig jaar, en niet de eersten de besten. Allemaal goeie kerels met wie ik ging vissen en die hun kruik zeer oude genever gul met mij deelden. Dan zat ik op zo’n bootje op de Kreelse Plas in de stromende regen lekker te klagen over moeder en dochter. Gedeelde smart is halve smart. Mijn relaties met de diverse bonpapa’s werden regelmatig verstoord, omdat ik me na een liter jenever dan vergreep aan bonmama die in de keuken gezellig hapjes op de feestelijke schaal zette. Ik zei dan tegen zo’n mens: “Weet je wat Henk mij allemaal over jou verteld heeft gisteren tijdens het vissen? Is het waar dat je frigide bent? Ik vind je namelijk een waanzinnige klasse vrouw.”
Nou, dan was het snel gepiept hoor, dat begrijp je, want ik was destijds een godenzoon.
Goed, langs deze mij onsympathieke weg wil ik even de honderden schoonvaders die de revue van mijn waardeloze leventje passeerden, bedanken. En kerels (indien nog in leven uiteraard), koop dat Grote Foute Jongens Boek dan toch: het is een hommage aan de anonieme schoonvader die zijn hele leven vernederd werd en wordt en zal worden door de schoonmoeders uit de hel.